Nieuwe beoordelingsprocedure databank sluit beter aan op jeugdveld
Hoe kan de beoordelingsprocedure van de databank Effectieve jeugdinterventies beter aansluiten bij de complexe praktijk van het jeugdveld? Een denktank boog zich erover in 2022.
4. Kwaliteitsontwikkeling en effectiviteit > Nieuwe beoordelingsprocedure databank sluit beter aan op jeugdveld
De databank Effectieve jeugdinterventies bevat beschrijvingen van meer dan 230 interventies voor hulp bij opgroeien en opvoeden. Deze interventies worden door een onafhankelijke commissie beoordeeld op hoe effectief ze zijn. De databank en de beoordelingsprocedure om interventies op te nemen bestaat meer dan 15 jaar. Deze procedure is in 2022 door een denktank van deelnemers met praktijk-, beleid-, onderzoeks- en ervaringskennis’ onder de loep genomen. Past een andere manier van beoordelen beter bij de complexe praktijk van het jeugdveld, waarmee professionals, gemeenten en cliënten te maken hebben?
Te ver van de praktijk af
Nu ervaren veel gebruikers de beoordelingsprocedure vaak als te wetenschappelijk georiënteerd en te ver van de praktijk af, vertelt Inge Bastiaanssen, projectleider bij het NJi. Ook lijkt de databank soms een keurmerkinstituut te zijn geworden.
Het lijkt soms vooral te gaan om een interventie goedgekeurd te krijgen, in plaats van dat het gaat om de doorontwikkeling van de interventie. En daar was de Databank vooral voor bedoeld. “Als je heel erg gericht bent op dat keuren of afkeuren, dan stopt het leren.”
Pilot
In 2022 is er een pilot opgestart om het anders te doen. De commissieleden zijn nu veel eerder betrokken bij een interventie waardoor indieners van de interventie advies van de commissie kunnen verwerken nog voordat de interventie beoordeeld wordt. “Het traject is veel interactiever”, vertelt hoogleraar Orthopedagogiek Bram Orobio Castro, tot dit jaar voorzitter van de erkenningscommissie Jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie en betrokken bij de pilot. “We gaan al, voordat ze een interventie indienen, in gesprek met ontwikkelaars. Daarna hebben we contact met hen over de aanpassingen die ze doen na ons advies. Als een interventie besproken wordt in de commissie dan zijn indieners er deels bij om een mondelinge toelichting te geven en vragen van commissieleden te beantwoorden. We blijven wel onafhankelijk beoordelen natuurlijk. Als het oordeel is gegeven zijn we veel sneller in gesprek over waarom een oordeel zo is gevallen. Zo kan ik veel directer rekenschap afleggen waarom we iets hebben besloten.”
Fotograaf: Martin de Bouter
Pilot
In 2022 is er een pilot opgestart om het anders te doen. De commissieleden zijn nu veel eerder betrokken bij een interventie waardoor indieners van de interventie advies van de commissie kunnen verwerken nog voordat de interventie beoordeeld wordt. “Het traject is veel interactiever”, vertelt hoogleraar Orthopedagogiek Bram Orobio Castro, tot dit jaar voorzitter van de erkenningscommissie Jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie en betrokken bij de pilot. “We gaan al, voordat ze een interventie indienen, in gesprek met ontwikkelaars. Daarna hebben we contact met hen over de aanpassingen die ze doen na ons advies. Als een interventie besproken wordt in de commissie dan zijn indieners er deels bij om een mondelinge toelichting te geven en vragen van commissieleden te beantwoorden. We blijven wel onafhankelijk beoordelen natuurlijk. Als het oordeel is gegeven zijn we veel sneller in gesprek over waarom een oordeel zo is gevallen. Zo kan ik veel directer rekenschap afleggen waarom we iets hebben besloten.”
Fotograaf: Martin de Bouter
Lerende beweging
Bastiaanssen vult aan: “Zo wordt de procedure meer dialooggericht en bevordert het wederzijds leren tussen ontwikkelaars van interventies en commissieleden. Het uiteindelijke doel is hiermee bij te dragen aan het op gang brengen van een lerende beweging in het jeugdveld.
We willen met het systeem weer zorgen dat ontwikkelaars gemotiveerd blijven om in te dienen, want we schatten dat nog maar 10 procent van alle aanpakken, methoden en interventies in die databank te vinden is.”