Zorgarrangeur Edwin Bos:
"Data verzamelen en analyseren geeft scholen nieuw inzicht"
‘Pionieren en verder ontwikkelen’ noemt Edwin Bos het werk dat hij de afgelopen vijf jaar als zorgarrangeur bij Stichting Onderwijsconsulenten heeft gedaan. Het regelarmer en collectiever organiseren en uitvoeren van zorg in onderwijstijd moest binnen de mogelijkheden en beperkingen van de bestaande wet- en regelgeving gebeuren. Maar mede dankzij het verzamelen en analyseren van data is een ontwikkeling op gang gekomen die in zijn ogen niet meer is terug te draaien.
Edwin Bos houdt zich al sinds 2009 bezig met het verbinden van onderwijs en zorg voor leerlingen met een beperking. Als vader van een zoon met een ernstige meervoudige beperking was hij eerst actief in de belangenbehartiging. ‘Zorg in het onderwijs werd voor mij een belangrijk onderwerp door de pakketwijzigingen van de AWBZ. Ik had een sterke motivatie om mijn ervaringen met de verbinding tussen zorg en onderwijs te delen. Daarom heb ik namens het netwerk van ouderinitiatieven meegedacht over de eerste onderwijs-zorgarrangementen. Dat gebeurde onder regie van het Nederlands Jeugdinstituut die daarvoor een werkgroep had opgezet.’
Zorgarrangeurs Hoewel hij was opgeleid in de commerciële economie, vond Edwin zijn draai als adviseur rond de verbinding van zorg en onderwijs. Sinds 2015 werkt hij bij Stichting Onderwijsconsulenten, een tweedelijnsorganisatie die als onafhankelijke partij helpt wanneer een kind of jongere vastgelopen is in het onderwijs en ouders, school en samenwerkingsverband samen niet tot een oplossing komen. Naast het individueel adviseren, bemiddelen en begeleiden kreeg die organisatie vanaf 2020 van de ministeries van OCW en VWS ook de taak scholen en hun ketenpartners te helpen met het ontwikkelen van regelarme en bij voorkeur collectieve vormen van inzet en financiering van zorg in onderwijstijd. Ondersteund door onderzoeksbureau DSP/Oberon werden daarvoor zorgarrangeurs aangesteld, eerst voor twee jaar en daarna via jaarlijkse verlenging. ‘Voor deze rol was in beginsel vooral kennis van de algemene wet- en regelgeving en ‘out of the box’-denken nodig,’ stelt Edwin.
"De diversiteit aan kind- en systeemproblemen waar scholen mee te maken kregen, was groot. Toch vonden scholen het normaal dat alle zorg die op school nodig was, door hun eigen medewerkers werd gegeven."
Edwin Bos
Startfoto Als zorgarrangeur kwam Edwin onder andere in de regio Zuidoost-Brabant terecht. Daar gingen uiteindelijk 35 scholen, vijf samenwerkingsverbanden en 21 gemeenten rond zorg in onderwijstijd de samenwerking aan. ‘Wat mij daar opviel was dat scholen gewend waren veel problemen in de ondersteuning van individuele kinderen zelf op te lossen. Een van de scholen vertelde dat meerdere kinderen en jongeren al één of meer traumatische ervaringen hadden meegemaakt voordat ze op deze school kwamen. Dat is me altijd bijgebleven. De diversiteit aan kind- en systeemproblemen waar scholen mee te maken kregen, was groot. Toch vonden scholen het normaal dat alle zorg die op school nodig was, door hun eigen medewerkers werd gegeven. In de loop der jaren werd dit een steeds intensievere opgave. Daarom was het tijd om te kijken hoe zorg in onderwijstijd anders georganiseerd kon worden.’
Met behulp van de basisinventarisatie van DSP/Oberon begon Edwin gesprekken in de scholen met hun intern begeleiders, zorgcoördinatoren en het management over de stand van zaken rond zorg in onderwijstijd. ‘Doordat scholen zich in die startfoto herkenden, werden ze zich meer bewust van wat hun leerlingen nodig hadden. Tegenwoordig gebruiken we daarbij verschillende persona’s als hulpmiddel, maar die hadden we vijf jaar geleden nog niet. Na de beeldvorming en bewustwording keken we met de scholen naar de gewenste situatie, bijvoorbeeld aan de hand van het uitstroomperspectief voor de leerlingen. En we dachten samen na over wie er nodig waren om bij de vernieuwing van de zorg te betrekken. Scholen wilden vaak de specifieke ondersteuning op basis van de toelaatbaarheidsverklaringen behouden, maar voor extra ondersteuning een zorgaanbieder of een partner in de pedagogische basis inschakelen.’

Externe contacten
Zorgarrangeurs zijn in principe maar twaalf maanden bij een initiatief voor zorg in onderwijstijd betrokken. Om alle fases van een arrangeertraject te doorlopen - verkennen, betrekken en implementeren - is doorgaans veel langere tijd nodig, legt Edwin uit. Bij de start van een arrangeertraject wordt onder andere in kaart gebracht welke relevante ketenpartners al betrokken zijn en wie er nog vroegtijdig bij betrokken moeten worden. De zorgarrangeur stemt met betrokkenen af wie hierin wanneer welke rol kan vervullen. Omdat hij zelf in principe maar beperkte tijd beschikbaar is ligt de regierol bij voorkeur bij een betrokkene in de regio.
Edwin geeft de scholen wel altijd adviezen over ouderbetrokkenheid. ‘Het is belangrijk om de ouders en verzorgers vroegtijdig bij de ontwikkelingen rondom inzet en bekostiging van collectieve zorg in onderwijstijd te betrekken. Bijvoorbeeld tijdens vergaderingen van de medezeggenschapsraad, op ouderavonden en in individuele gesprekken met ouders en verzorgers. Een stichting met meerdere scholen geef ik vaak het advies om te onderzoeken of een bovenschoolse klankbordgroep met ouders en verzorgers van de betreffende leerlingen haalbaar en wenselijk is.’
In beweging
Na vijf jaar als zorgarrangeur ziet Edwin duidelijke resultaten. ‘Ik ben er trots op dat het samen met ketenpartners in de verschillende regio’s is gelukt om een ontwikkeling op gang te brengen en in stand te houden. Onder andere door het verzamelen en analyseren van data hebben scholen meer inzicht gekregen in de aard en omvang van ondersteuningsbehoeften van leerlingen, het benodigde ondersteuningsaanbod en de kosten die hiermee gemoeid zijn. Dat helpt in gesprekken over de noodzakelijke verbindingen tussen onderwijs en zorg. Hun eerste vraag aan gemeenten en samenwerkingsverbanden is bijvoorbeeld of zij het beeld van de situatie in hun regio herkennen. Door het gesprek daarover ontdekken scholen in hoeverre er in de samenwerking met externe partijen een gezamenlijke visie is op de continuïteit en kwaliteit van de zorg.’
Daarnaast beschouwt hij de samenwerking op landelijk niveau in de Oplossingenlabs en de ontwikkeling van praktische hulpmiddelen als een ander belangrijk resultaat van vijf jaar werken aan de ontwikkeling van collectieve vormen van zorg in onderwijstijd. Al doende bedacht hij voor scholen die het werken volgens het inventarisatiekader voor alle zorgleerlingen te tijdrovend vinden, een creatieve oplossing. ‘Neem de gegevens van de tien leerlingen naar wie de meeste aandacht uitgaat als kapstok voor de interne beeldvorming. De urgentie om dat ook voor de andere leerlingen te doen, wordt daardoor vanzelf duidelijk.’
Vangnet in de Wlz Namens de Stichting Onderwijsconsulenten heeft Edwin de afgelopen jaren samen met Koninklijke Visio en Bartimeüs op landelijk niveau ook gezocht naar regelarmere oplossingen voor zorg in onderwijstijd voor kinderen en jongeren met een ernstig meervoudige beperking waaronder een visuele beperking. De financiering van zorg in onderwijstijd voor deze leerlingen valt sinds 2015 grotendeels onder de Wet langdurige zorg (Wlz). In tegenstelling tot de Jeugdwet die collectieve financiering mogelijk maakt, wordt zorg in onderwijstijd onder de Wlz uitsluitend bekostigd op basis van individuele beschikkingen voor leerlingen. Samen met anderen zocht Edwin naar mogelijkheden om Wlz-zorg in onderwijstijd ook voor deze leerlingen zo goed en regelarm mogelijk uit te laten voeren. ‘Daarbij moesten we rekening houden met het verschil tussen de leveringsvormen zorg in natura en zorg in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Bij zorg in natura blijkt het voor een zorgaanbieder mogelijk om met zorgkantoren in gesprek te gaan over de continuïteit van zorg in onderwijstijd en over een vangnet bij langdurige afwezigheid door ziekte van leerlingen. Bij levering in de vorm van een pgb kan dit niet.’
Vooralsnog is de wet- en regelgeving rond zorg in onderwijstijd op basis van de Wlz nog niet veranderd. Volgens Edwin stemmen de scholen van Visio en Bartimeüs hun aanpak rond zorg in onderwijstijd onderling af en hebben ze in de loop der jaren hun eigen instrumenten voor het inventariseren van behoeften en kosten ontwikkeld.
"Het mooiste resultaat vind ik dat ouders zich geen zorgen meer hoeven te maken of hun kind op school wel de juiste ondersteuning krijgt. Dat ze hun kind zorgeloos naar school kunnen laten gaan."
Zorgeloos naar school
Door zijn persoonlijke ervaringen heeft Edwin altijd speciale aandacht voor de vragen van ouders en verzorgers over zorg in onderwijstijd, en voor de effecten van nieuwe initiatieven op dit gebied. ‘Als ouder of verzorger heb je een balans nodig in de zorg voor je kind. Om te voorkomen dat die zorg onder water komt te staan, moet je weten wie je er het beste bij kunt betrekken en welke route je daarvoor moet lopen. Het mooiste resultaat van de aandacht voor zorg in onderwijstijd vind ik dat ouders zich geen zorgen meer hoeven te maken of hun kind op school wel de juiste ondersteuning krijgt. Dat ze hun kind zorgeloos naar school kunnen laten gaan.’
Wel merkt hij dat er bij ouders vroeg of laat een nieuwe, herkenbare vraag rijst. ‘Wat is het perspectief na de school waar mijn kind zich met de juiste ondersteuning optimaal ontwikkelt? Hoe gaat het daarna met mijn kind op de passende uitstroombestemming?
Lees ook
- Ervaringsverhaal van Maaike Oosterhof, moeder van Macy. Haar dochter krijgt zorg en onderwijs op Koninklijke Visio in Breda.