De hobbelige weg naar collectief financieren
Hoe Groningen rust, continuïteit en besparing vindt
Hoe komen we bij het organiseren van één-op-één begeleiding in het speciaal onderwijs af van de complexe roosters en planningen en de vele wisselende gezichten voor ouders en kinderen? Met het geslaagde voorbeeld van de Groninger Buitenschool in gedachten wil ook de Mytylschool Prins Johan Friso in Haren overgaan tot collectieve financiering van zorg in onderwijs.
Maar met zestien gemeenten en twee provincies is dat een stuk lastiger dan voorzien. Toch zet de school door omdat collectieve financiering voor alle direct betrokkenen grote voordelen heeft.
Het goede voorbeeld
De Groninger Buitenschool is een school voor speciaal onderwijs voor kinderen van 4 tot en met 14 jaar met een langdurige ziekte. Samen met jeugdhulpaanbieder Team050 vroeg de school zich na jarenlange samenwerking af of de zorg die de leerlingen op school nodig hadden niet anders geregeld kon worden. Zonder individuele begeleiding konden de kinderen geen onderwijs volgen, maar het regelen daarvan per kind was voor iedereen een enorme klus.
‘Het ging ten koste van de rust en de veiligheid die de kinderen nodig hadden’, vertelt directeur Carine de Bruine van Team050. ‘Daarom zijn we begonnen om de zorg collectief te regelen, met één tot twee begeleiders per klas. Daardoor bleken er dertig procent minder zorguren nodig te zijn. Maar helaas moesten we nog steeds jaarlijks met de gemeenten om de tafel om geplande zorguren af te spreken.’
‘Zorg en begeleiding’
Door het groeiende aantal aanvragen voor zorg op school begon ook de gemeente Groningen zich af te vragen of die zorg niet eenvoudiger georganiseerd kon worden. Na overleg met de scholen en de zorgaanbieders besloot deze gemeente een vaste formatie voor zorg en hulp per school te financieren, losgekoppeld van individuele beschikkingen. Daardoor kregen de scholen voor speciaal onderwijs vaste medewerkers van jeugdhulpaanbieder Team050 en een vaste contactpersoon van WIJ, het sociaal team1 in Groningen.
Er kwam een Coördinator Zorg en Begeleiding op beide scholen, de Groninger Buitenschool en de Mytylschool Prins Johan Friso, en er wordt gewerkt met een vaste zorgmatrix (zie afbeelding hieronder). Zo hoeven ouders niet meer elk jaar op minuut-niveau aan te tonen hoeveel begeleiding hun kind dagelijks nodig heeft. ‘Dat gaf niet alleen ons, maar ook de ouders en kinderen continuïteit en rust,’ vertelt Carine de Bruine van Team050.
1 Een sociaal team verzorgt de indicaties voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet en biedt lichte ondersteuning aan inwoners.
Mytylschool Prins Johan Friso
De Mytylschool Prins Johan Friso is een openbare school voor speciaal onderwijs voor leerlingen van 4 tot 20 jaar, die een fysieke of meervoudige beperking hebben. De school valt binnen het cluster 3-onderwijs en onder het bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Groningen. Het SO telt 83 en het VSO 84 leerlingen. De school heeft de volgende afdelingen: SO mytyl,* SO tyltyl,* VSO dagbesteding, VSO arbeid en VSO diplomagericht. Het bedieningsgebied bestaat uit vijf samenwerkingsverbanden, zestien gemeenten en twee provincies met verschillende zorgstructuren.
* Mytyl- en tyltylscholen zijn aangepaste scholen voor kinderen met een lichamelijke handicap. Een mytylschool biedt regulier onderwijs in een individueel bepaald lestempo. Een tyltylschool is een school die onderwijs biedt aan kinderen met een meervoudige handicap, dus aan kinderen die zowel lichamelijk als verstandelijk beperkt zijn.
Inzicht in de zorgvraag
De positieve ervaringen op de Groninger Buitenschool inspireerden de Johan Friso Mytylschool in Haren, vertelt Coördinator Zorg en Begeleiding Elizabeth Geijsen. ‘Als eerste stap hebben we nauwkeurig in beeld gebracht hoeveel tijd aan verschillende handelingen werd besteed. Dat gebeurde met behulp van de zorgmatrix.
‘Hiervoor hebben we in eerste instantie met de ouders overlegd. Dat leidde tot praktische inzichten over hoe de zorg eenvoudiger of met minder tijd geboden kon worden. Aansluitend hebben we daarover ook met zorgaanbieders gesproken. De onduidelijke en onsamenhangende financiering van de zorg op school was voor ons reden om aan te kloppen bij de zorgarrangeurs van de Onderwijsconsulenten.’
Alle inventarisaties werden samengebracht en omgezet naar het inventarisatiekader van DSP- Oberon en de zorgarrangeurs. Zo ontstond een overzicht waarin onderbouwd werd aangegeven hoeveel uren van welk type zorg noodzakelijk is voor alle leerlingen.
Wat doen zorgarrangeurs?
In 2020 gingen tien zorgarrangeurs in het kader van ZiO aan de slag op vijftig (v)so-scholen. Met succes, want in 2023 ondersteunen zij 25 nieuwe scholen. Lees hier meer over hun verbindende rol.
Praktische oplossingen
De school gebruikte het overzicht van de zorg op school als praatplaat tijdens een ouderavond en in gesprekken met de betrokken gemeenten. Het praktisch bespreken van de inzet van zorg leidde tot nieuwe, realistische oplossingen, vertelt Elizabeth Geijsen: ‘Bijvoorbeeld, als er een half uur voor toezicht nodig is op een rustzaal kan de zorg dat voor drie kinderen tegelijk bieden. Mochten er dan geen drie kinderen aanwezig zijn, maar twee kinderen of één kind, dan garandeert de gemeente de inzet voor dat half uur. Dan wordt er dus geen zorgtijd afgetrokken omdat er minder kinderen zijn.’ Ook kwamen er vragen aan de orde over zaken die onduidelijk waren, bijvoorbeeld ‘waarom zijn de verpleegkundigen in dienst van de school en niet bij een zorgaanbieder?’
De Coördinator Zorg en Begeleiding en de zorgarrangeur betrokken bij deze gesprekken ook beleidsmedewerkers en indicatiestellers van de gemeenten die kinderen op de mytylschool hadden. Met als gevolg dat er vaste indicatiestellers kwamen die konden meedenken over de benodigde zorginzet.
Zorgarrangeur Marike Hoogendoorn (l) en Elizabeth Geijsen (r)
Draagvlak
Door het gezamenlijk bespreken van de zorg die nodig was in het onderwijs ontstond er draagvlak voor de stap naar collectief financieren. De hulp van de zorgarrangeur was daarbij erg gewenst: het voornemen moest worden afgestemd met vijf samenwerkingsverbanden, zestien gemeenten, twee provincies en het Zorgkantoor. Met uitzondering van de gemeente Groningen was collectief financieren voor de meeste betrokkenen een nieuw en ingewikkeld vraagstuk. Daardoor bleek het voor de Harense mytylschool lastiger te zijn om tot eenvoudige afspraken te komen dan voor de Groninger Buitenschool. Bovendien is op de mytylschool complexere zorg en begeleiding nodig en vraagt dat meer uiteenlopende opleidingsniveaus van professionals.
Te snel
Een voordeel was dat de gemeenten in de provincie Groningen in 2021 op basis van de Transformatieagenda Jeugd een projectleider hadden aangesteld. Deze projectleider heeft school, zorgaanbieders, beleidsmakers en inkopers van gemeenten bij elkaar weten te brengen en met hen een projectplan opgesteld. Dat plan werd aan diverse bestuurlijke tafels besproken: in Op Overeenstemming Gericht Overleg van samenwerkingsverbanden en gemeenten (OOGO), Ambtelijk Overleg Jeugd (AOJ), binnen de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen en in het Strategisch Opdrachtgevers Overleg (SOO). Toch gingen daardoor nog niet alle Groninger gemeenten over tot collectieve financiering. Naast besluitvorming in het OOGO bleek ook afstemming en besluitvorming nodig te zijn binnen het Dagelijks Bestuur Publieke Gezondheid dat over de inkoop en besluitvorming van jeugdhulp gaat. De projectorganisatie ging te snel.
Langzamer maar met de juiste partijen
Inmiddels is het bestuurlijk besluitvormingsproces in Groningen opnieuw ingericht. Er ligt nu een Meerjarenagenda Onderwijs-Jeugdhulp waarbij zowel de gemeenten als het onderwijs betrokken zijn. Er is een Kerngroep Onderwijs Gemeenten ingesteld, die zorgdraagt voor een juiste bestuurlijke route met betrekking tot collectieve financiering van zorg in het onderwijs. Het geduld van Elizabeth Geijsen is op de proef gesteld, maar ze blijft optimistisch: ‘Het gaat langzaam, maar nu met de juiste partijen en met draagvlak. Het gaat lukken’.
Door alle gesprekken, de inzet van de zorgarrangeur en zorgmatrix, de ervaringen met Oberon en DSP en door anders organiseren kunnen de kosten met dertig procent worden teruggebracht zonder dat de kinderen tekort wordt gedaan. Maar wat nog belangrijker is: de zorg in het onderwijs voor de kinderen, ouders en school is nu sneller en makkelijker geregeld. Om de kennis die is opgedaan mee te nemen in het vervolg blijft de zorgarrangeur nauw verbonden bij de Meerjarenagenda Onderwijs-Jeugdhulp. Daarvoor is haar inzet verlengd.
Hoe omgaan met Wlz-budget?
Een volgende uitdaging is het betrekken van de Wlz-bekostigde zorg in deze aanpak. De Experimenteerregeling Wlz-zorg in onderwijstijd kan worden benut om ook voor Wlz-leerlingen een collectieve financieringsregeling te organiseren. Een belangrijk knelpunt is dat de ouders het als pgb-houders ingewikkeld vinden om een deel van het Wlz-budget in te zetten op school. Het is moeilijk om ouders openheid te vragen over de hoogte van hun specifieke budgetten.
En hen er vervolgens van te overtuigen dat het goed is om een deel van dit budget over te dragen aan de school voor de begeleiding van hun kind. Daarbij speelt mee dat ouders bang zijn dat ze daardoor minder begeleiding thuis overhouden. In Groningen wordt nu onderzocht op welke manier ouders van leerlingen met een Wlz-indicatie in dit traject op een zorgvuldige manier kunnen worden meegenomen.
Dit artikel is gebaseerd op interviews met en bijdragen van Coördinator Zorg en Begeleiding Elizabeth Geijsen van de Prins Johan Friso Mytylschool te Haren, zorgarrangeur Marike Hoogendoorn en Carine de Bruine, directeur van jeugdhulpaanbieder Team050. Bekijk ook de video met Elizabeth Geijsen en Carine de Bruine.