‘Met onderzoek laten we de kracht van onze pedagogische basis zien’

Roselie Drost en Ivonne Douma | Hoogeveen

Vanaf het moment dat het gespecialiseerd onderwijs van RENN4 in Hoogeveen onder leiding van directeur Roselie Drost begon met het inzetten van jeugdprofessionals in de klas, onderzocht Ivonne Douma welke effecten dat heeft.

Roselie Drost is directeur gespecialiseerd onderwijs bij RENN4 in Hoogeveen. ‘Van de 22 groepen die we hebben, zijn dankzij de integratie van de zorg in de school achttien groepen van leerlingen vanuit het SBO en speciaal onderwijs in het schooljaar 2020-2021 gestart in de pilot ‘Verbindende aanpak Zorg in School’. Dit betekende het inzetten van een jeugdhulpverlener op de werkvloer voor directe zorgvragen en als schakel met de zorg in de thuissituatie. Voor de leerlingen is die jeugdhulpverlener een gewone juf die je leert fietsen of zelfstandig naar school gaan. En die even thuis komt kijken als er spanningen zijn rond het naar school gaan. Doordat we nieuwe zorgvragen snel binnen de school kunnen oppakken blijven grote hulpvragen achterwege en kunnen we preventief en laagdrempelig hulp bieden. Ook ontstaat er in het schoolteam een eenduidige aanpak van gedrag, met één taal. Het resultaat is dat er nauwelijks schorsingen meer zijn of leerlingen die geen onderwijs volgen en waar ook geen zorgpartij bij betrokken is. Van de 285 leerlingen volgen momenteel drie leerlingen intensieve zorg op een externe locatie. Het onderwijs blijft hierbij op afstand betrokken, met als doel een geleidelijke opbouw van het aantal onderwijsuren.’

"Doordat we nieuwe zorgvragen snel binnen de school kunnen oppakken blijven grote hulpvragen achterwege en kunnen we preventief en laagdrempelig hulp bieden."

Roselie Drost

Forse besparing

Het onderzoek in Hoogeveen heeft duidelijk laten zien hoe met de collectieve inzet van jeugdhulp op school in het schooljaar 2021-2022 het schoolklimaat verbeterd was en welke forse besparing dat de gemeente opleverde (zie kader voor een samenvatting van de resultaten). Om de effecten van de zorg in school te meten, koos onderzoekscoördinator Ivonne Douma ervoor niet alleen cijfers over incidenten, schorsingen en ongeoorloofde afwezigheid in beeld te brengen, maar ook de ervaringen van leerlingen met de sociale veiligheid te peilen met een sociale veiligheidsmonitor. ‘Eigenlijk wilden we ook de invloed van de thuissituatie meten, maar dat idee moesten we laten varen. In de thuissituatie was namelijk een andere zorgorganisatie dan onze partner actief. Dit betekende dat iedereen een andere (behandel)aanpak hanteert en andere werkwijzen heeft waardoor we die indicator niet konden meenemen.’

‘Bovendien konden we door de AVG geen gegevens delen. Ook als er wel sprake is van dezelfde zorgpartner moeten er eerst toestemmingsverklaringen worden getekend om AVG-technisch gegevensuitwisseling mogelijk te maken. Dat is organisatorisch lastig te realiseren. En om uiteenlopende redenen zijn betrokkenen ook niet altijd bereid tot deze informatiedeling. Dat was een beperking van ons onderzoek want we zouden graag ook de thuissituatie in beeld hebben gebracht en op twee fronten willen samenwerken.’

Met indicatoren zoals de slaapkwaliteit en de rust in het gedrag die ouders bij hun kinderen zagen, hoopte Ivonne ook ouders bij het onderzoek te betrekken. ‘Dat bleek een uitdaging. In de wandelgangen horen we wel dat ze het fijn vinden dat de hulp op school er is, maar de respons op onze digitale vragenlijsten was beperkt. Daarom kiezen we nu voor oudergesprekken.’

Uitkomsten van het project Zorg in School in Hoogeveen (schooljaar 2021-2022)

  • Op individueel niveau laten leerlingen vooruitgang zien.
  • Leerlingen zijn rustig en slapen goed.
  • Leerlingen voelen zich veilig op school.
  • Verzuim en te laat meldingen zijn afgenomen.
  • Het aantal schorsingen blijft stabiel.
  • Geen thuiszitters.
  • Leerkrachten doen beroep op de jeugdprofessionals.
  • De jeugdprofessionals dragen bij aan het vergroten van de professionaliteit van het schoolteam.
  • De aanwezigheid van jeugdprofessionals werkt preventief.
  • Jeugdprofessionals werken binnen en buiten de context van de school.
  • De systemische aanpak krijgt steeds meer vorm. De jeugdprofessionals stemmen hun aanpak en interventies af met thuis. In afstemming met het schoolmaatschappelijk werk.
  • Sterke daling van het aantal indicaties voor jeugdhulpvoorzieningen.
  • Vermindering van zwaarte en kosten van de jeugdhulpvoorzieningen.
  • Grote daling in de kosten voor jeugdhulp: € 234.602 minder dan het voorgaande schooljaar (na aftrek van € 64.000 voor de inzet van jeugdhulpprofessionals.)

Expertisewinst

Als een soort bijvangst gaf het onderzoek op de scholen in Hoogeveen ook zicht op de voordelen van zorg in school voor het personeel, vertelt Ivonne. ‘We zagen bijvoorbeeld dat er een piek in incidenten was op het moment dat er ergens een nieuwe onervaren docent was begonnen. Daarvan hebben we geleerd om de aandacht tijdelijk te verschuiven van het kind naar de ondersteuning van de docent. En dat gaf weer een boost aan de expertise van het schoolteam.’

Inmiddels onderzoekt Ivonne ook op de andere scholen van RENN4, verspreid over de drie noordelijke provincies, wat de effecten zijn van zorg in school. Daarin neemt ze inzichten en vragen uit Hoogeveen mee. Zo heeft ze op de RENN4-locatie in Drachten de winst van zorg in school voor het onderwijspersoneel als extra indicator in haar lopende onderzoek opgenomen. ‘Eerder had de Hanzehogeschool daar al een onderzoek gedaan naar de zorg voor leerlingen met ASS. De vragenlijst daarvoor heb ik opnieuw afgenomen voor alle leerlingen. Daaruit bleek dat de leerkrachten blij waren met de vaste jeugdzorgpartner en dat ze van elkaar leerden. Ook ontdekten we dat de leerkrachtondersteuner beter benut kon worden.’

In haar onderzoeken op andere locaties kijkt ze ook meer naar de effectiviteit van de concrete interventies die op school worden gebruikt. Kan de doelgroep bijvoorbeeld uit de voeten met een “stoplicht” voor zelfstandig werken? Zo draagt het onderzoek bij aan verdieping van de kwaliteit van de zorg en van de expertise van de jeugdprofessionals op school. Om daarmee door te kunnen gaan heeft RENN4 samen met de Rijksuniversiteit Groningen een NWO-onderzoeksubsidie gekregen waarmee de organisatie hoopt vanaf april 2025 breder in beeld te kunnen brengen welke kennis en expertise een jeugdprofessional nodig heeft. Bedoeld om de doelgroep leerlingen van het speciaal onderwijs goed te kunnen ondersteunen.

Tweetrapsraket

Bij veel gemeenten ligt de focus op het aantal thuiszitters. Aan dat onderwerp besteedde RENN4 aanvankelijk in het eigen onderzoek weinig aandacht. Ivonne legt uit waarom. ‘Voor ons is het een soort tweetrapsraket: de basis is dat we eerst leerlingen op school houden door zorg op school te bieden. Dat lukt bij 95 procent van de leerlingen. Voor de overige vijf procent zetten we onze zorgprofessionals in om te zorgen dat leerlingen terug naar school gaan. In Hoogeveen zie je daarvan mooie resultaten. Op andere locaties proberen we die gelaagdheid ook aan de gemeenten duidelijk te maken. Wij begrijpen dat thuiszitters een zware zorgbelasting en hoge jeugdzorgkosten voor de gemeente betekenen, maar het voorkomen van nieuwe thuiszitters zou bij hen ook meer de primaire focus moeten zijn.’

Tegenover de gemeente Hoogeveen hoeft Roselie die focus op het schoolklimaat niet te verdedigen. ‘Wat daarbij helpt is dat de gemeente zelf een schoolmaatschappelijk werker voor het speciaal onderwijs in dienst heeft. Door de inzet van een jeugdhulpverlener op school is de rol van die schoolmaatschappelijk werker wel veranderd. Ze is nu meer de regiehouder bij grotere zorgvragen, maar we houden wel via haar een communicatielijntje met de gemeente open over jeugdhulpaanvragen. De schoolmaatschappelijk werker heeft ook een beter beeld dan wij van de totale thuissituatie en de zorg die daar nodig is. Die informatie kan leiden tot andere keuzes op school.’

Oplopende zorgkosten

Ondanks de overtuigende uitkomsten van het onderzoek, is het belangrijk om de actuele ontwikkelingen op de scholen goed te blijven volgen, stelt Roselie. ‘Het is prachtig wat Ivonne met het onderzoek heeft laten zien. En we kunnen er verder op voortbouwen waardoor we nu op een ander niveau staan dan toen we begonnen. Alleen levert Zorg in School niet alleen maar winst op voor de gemeente. Sinds het schooljaar 2022-2023 zien we bijna een verdubbeling van het aantal leerlingen dat niet meer thuis woont, maar in een pleeggezin, een gezinshuis of een residentiële instelling. Daardoor ziet de gemeente de zorgkosten voor die kinderen oplopen. Dat komt doordat de zorgvraag verandert. Terwijl op school veel hetzelfde blijft, verandert voor de gemeente het financiële plaatje.’

Ivonne ziet dat ook op andere locaties de populatie en de hulpvragen veranderen. ‘Daardoor wordt er naast de zorg op school ook een groter beroep gedaan op andere vormen van jeugdzorg die de gemeente moet bekostigen. Dat gegeven moeten we eigenlijk ook in ons onderzoek meenemen om te bepalen wat de daadwerkelijke invloed van zorg in onderwijs is. Maar dat is lastig, want gemeenten denken in zorgpakketten en producten, en gebruiken andere labels, ook onderling. Dat is voor ons een andere wereld, waar we moeilijk grip op krijgen.’

"Het onderzoek geeft de scholen voor speciaal onderwijs een ingang bij gemeenten en helpt om de werelden van onderwijs en jeugdzorg bij elkaar te brengen. Maar het hangt ook van gepassioneerde schooldirecteuren af of er met de uitkomsten ook echt iets gebeurt."

Ivonne Douma

Nieuwe oplossingen

Het onderzoek van RENN4 geeft de scholen voor speciaal onderwijs een ingang bij gemeenten en helpt om de werelden van onderwijs en jeugdzorg bij elkaar te brengen, concludeert Ivonne. ‘Maar het hangt ook van gepassioneerde schooldirecteuren af of er met de uitkomsten ook echt iets gebeurt.’ In haar werkgebied verschilt het bijvoorbeeld per gemeente hoelang de financiering van jeugdzorg op school gegarandeerd is. Hoogeveen kocht voor drie jaar collectief jeugdhulp op school in, terwijl andere gemeenten maar voor een beperkt aantal maanden of een jaar de financiële verplichting aangaan. Soms wordt collectieve bekostiging afgewezen omdat het een lastig verhaal zou zijn voor ouders met een persoonsgebonden indicatie. Financiële stabiliteit is dus nergens gegarandeerd.

Ivonne en Rosalie zijn zich bewust van het gevaar dat gemeenten de data over het verminderd gebruik van voorzieningen bij jeugdhulp op school als een jaarlijks te behalen resultaat inboeken. Duidelijk is dat de school niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor het aantal toegekende voorzieningen waar de school geen invloed op heeft.

In een nieuwe onderzoeksopzet zoeken ze hier een oplossing voor, zonder de transparantie te willen verliezen. Het naast elkaar zetten van de data van school- en jeugdhulpvoorzieningen helpt bijvoorbeeld wel bij het nadenken over nieuwe oplossingen waardoor kinderen kunnen blijven profiteren van het sterke pedagogisch klimaat op school, ook als ze deels naar school en deels naar een zorgboerderij of een andere voorziening gaan. ‘De huidige oplossingen kosten veel geld, terwijl het risico bestaat dat wij op onze scholen die kinderen kwijtraken’, zegt Rosalie. ‘Daarom willen we nu onderzoeken of onze jeugdhulpverlener bijvoorbeeld op de middagen met leerlingen op locatie kan gaan werken. Dat scheelt de gemeente veel kosten. En wij houden daardoor de kinderen binnenboord of laten hen sneller weer instromen.’

De harde werkelijkheid

In Hoogeveen heeft de gemeente een apart contract gesloten met twee jeugdhulporganisaties die verantwoordelijk zijn voor de zorg op school. Daarmee is het geen onderdeel van een groter jeugdhulpcontract. Ook is er qua zorg niets geregeld als leerlingen uitstromen of doorstromen richting het VSO. Roselie maakt zich daar zorgen over. ‘De harde werkelijkheid is dat deze voorziening dan stopt en zij zichzelf moeten redden. Het is de vraag of ze in een andere context de veiligheid en nabijheid vinden die ze nodig hebben. En of ze daarvoor de sociale vaardigheden hebben. Onze eigen jeugdhulpverleners inzetten bij de overgang naar een nieuwe context is beperkt mogelijk. Maar we zijn wel in gesprek met de gemeente over de basiszorg die nodig is in het vso.’

Terug naar het hoofdstuk Bestuurlijke borging
Naar de homepage