‘Stoppen met mopperen en samen bedenken hoe we het wel kunnen doen’
Om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren de hulp krijgen die zij nodig hebben om naar school te gaan, is het belangrijk dat bestuurders op het gebied van jeugdhulp en onderwijs samen optrekken. In de regio Holland Rijnland doen wethouder Elsbeth Koek van de gemeente Teylingen en Vivian Tevreden, directeur bestuurder van Passend Primair Onderwijs in Leiden, dat in een bestuurlijke regiegroep voor onderwijs en jeugdhulp.
Elsbeth Koek en Vivian Tevreden zijn in zekere zin op een rijdende trein gestapt. De jeugdhulpregio Holland Rijnland had al eerder besloten te gaan werken aan een betere aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp. Vivian werd in 2021 directeur bestuurder van het samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs in de regio Leiden, waar zeven gemeenten bij betrokken zijn. Al snel werd ze gevraagd lid te worden van de nog te vormen bestuurlijke regiegroep onderwijs en jeugdhulp. ‘Het bestaande overleg in de regio tussen gemeenten en het gespecialiseerd onderwijs had eerder geleid tot het afspreken van leidende principes voor de samenwerking. Ook was er een werkgroep gestart waarin beleidsmakers van gemeenten en samenwerkingsverbanden al voortvarend bezig waren met het ontwikkelen van jeugdhulp op school (JOS). Dit als eerste onderdeel van een onderwijszorgcontinuüm. Op een bepaald moment was er een bestuurlijke regiegroep nodig om daarvoor de beleidsstukken te accorderen. Wat ik mooi vond was dat tijdens de eerste bijeenkomst van die regiegroep al meteen bleek dat we niet alleen de plannen wilden goedkeuren, maar ook met elkaar over de inhoud wilden spreken.’
Onderwijszorgcontinuüm
Elsbeth werd in 2022 wethouder jeugdhulp en jongerenbeleid en voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg jeugd in de regio. ‘Toen de vraag kwam wie er bestuurlijk opdrachtgever wilde worden voor een onderzoek naar het onderwijszorgcontinuüm dat de regio wilde realiseren, heb ik mijn vinger opgestoken. Eerder had ik me in mijn werk bij een jeugdhulporganisatie in Noord-Holland al veel zorgen gemaakt over wat er in dat continuüm gebeurde. Bijvoorbeeld, omdat veel kinderen na jeugdhulp moeilijk terugkomen in het onderwijs. En omdat er veel nieuwe aanbieders kwamen met een aanbod dat vaak bij radeloze ouders tot nieuwe teleurstellingen leidde.’
Breder dan de wettelijke kaders
Vivian is er trots op dat ze vanuit de samenwerkingsverbanden samen met de betrokken gemeenten de grote uitdagingen op het gebied van jeugdhulp en onderwijs kan aanpakken. ‘Wat ik mooi vind aan dit proces is dat de regiegroep een extern onderzoek naar JOS heeft laten doen. Gemeenten zijn op hun eigen terrein aan het werk, maar door de bestuurlijke regiegroep is er ruimte om als samenwerkingsverband te kunnen meepraten over de inhoud en iets aan het rapport kunnen toevoegen. Zo komen we ook tot consensus. Dat gebeurt dus naast het formele overleg met de gemeenten volgens de verplichte wettelijke kaders zoals het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) om.’
Welke positie de verschillende OOGO’s uiteindelijk in de jeugdhulpregio Holland Rijnland krijgen ten opzichte van JOS, is nog niet duidelijk. Vivian wil in ieder geval voorkomen dat ze een doorgeefluik worden van besluiten waarover de samenwerkingsverbanden niets te zeggen hebben.
"We zijn samen met de schooldirecteuren aan het kijken hoe we tot een evenwichtigere en transparantere verdeling van de middelen kunnen komen. Dat is best een spannend traject, want sommige scholen verwachten dat ze iets extra’s krijgen en andere zijn bang dat ze iets moeten inleveren."
Elsbeth Koek
Verdeling van middelen
Elsbeth vindt dat de gezamenlijke financiering van jeugdhulp op school in de hele regio helpt om de verdere ambities voor het onderwijszorgcontinuüm waar te maken. ‘Over dit onderdeel van onze begroting is al jaren geen discussie. We organiseren JOS regionaal en maken over de bekostiging afspraken met de schooldirecteuren en jeugdhulpaanbieders. Wel komen we met JOS nu in een volgende fase. Na het externe onderzoek naar JOS hebben we aan de scholen voor gespecialiseerd onderwijs gevraagd wat zij nodig hebben aan jeugdhulpondersteuning voor hun leerlingpopulatie. Tot nu toe mochten zij daarvoor hun eigen aanbieder kiezen en financierden we die vanuit de regio op fte-basis. Dit was gebaseerd op in eerdere jaren ingezette zorg op basis van indicaties. Maar door historisch gegroeide afspraken zagen we tussen de scholen grote verschillen in budget. Daarom zijn we nu samen met de schooldirecteuren aan het kijken hoe we tot een evenwichtigere en transparantere verdeling van de middelen voor JOS kunnen komen. Dat is best een spannend traject want sommige scholen verwachten dat ze iets extra’s krijgen en andere zijn bang dat ze iets moeten inleveren. We proberen alle scholen mee te nemen in dit vraagstuk en de verdeling zo transparant mogelijk te maken.’
Lokaal en regionaal
Vivian legt uit dat het een hele opgave is om met dertien gemeenten, zes samenwerkingsverbanden en een groot aantal scholen op po- en vo-niveau een gezamenlijke oplossing voor de financiering van onderwijszorgcombinaties te vinden. ‘De weerbarstigheid van de praktijk is dat er ook op lokaal niveau allerlei initiatieven ontstaan. Als bestuurlijke regiegroep moeten we ons daardoor laten voeden, maar er tegelijkertijd voor zorgen dat de lokale agenda zich ook min of meer conformeert aan wat we op regionaal niveau afspreken. Daar schuurt het weleens, maar ik geloof in de lange adem.’ In 2023 besloot de bestuurlijke regiegroep onderwijs en jeugd een procesregisseur aan te stellen en die gezamenlijk te betalen. Sindsdien zijn Elsbeth en Vivian samen de bestuurlijk opdrachtgever van procesregisseur Jeroen van ’t Wout. ‘Onze procesregisseur bereidt nu structurele afspraken voor over andere vormen van zorg in onderwijs en over wie wat bekostigt.’
Naar strakke afspraken en budgetten
De bestuurlijke regiegroep maakt nu zelf ook een verandering door, stelt Elsbeth: ‘Tot nu toe hebben we eigenlijk in de luwte gezeten, waarin er veel ruimte was voor innovatie en samenwerking. We hebben bijvoorbeeld nog nooit een discussie gehad over de verdeling van de middelen. We houden ook niet bij hoeveel kinderen vanuit welke school of samenwerkingsverband naar het speciaal onderwijs gaan en hoeveel middelen of formatie daarmee is gemoeid. Als we nu de volgende stappen gaan maken met opdrachtomschrijvingen voor de inkoopcontracten, dan komen we op het terrein van strakke afspraken en budgetten. Het zal ons wel helpen dat wij elkaar makkelijk vinden in hoe we naar het veld kijken, naar de verantwoordelijkheden en de verdeling. Dat vraagt dus ook weer nieuwe vaardigheden in de samenwerking.’
"De weerbarstigheid van de praktijk is dat er ook op lokaal niveau allerlei initiatieven ontstaan […] Daar schuurt het weleens, maar ik geloof in de lange adem."
Vivian Tevreden
Eigen agenda
Elsbeth ziet duidelijke inhoudelijke verschillen tussen de bestuurlijke regiegroep onderwijsjeugdhulp en het gemeentelijke portefeuillehoudersoverleg jeugd Holland Rijnland: ‘In het portefeuillehoudersoverleg gaat het over het ophogen van de begroting, de afbouw van Jeugdzorg Plus en het maken van harde financiële en contractuele afspraken. In de bestuurlijke regiegroep is veel meer ruimte om met elkaar te discussiëren en op basis van de stukken met elkaar te kijken welke visie we delen met elkaar. Pas helemaal op het eind gaan we het eens over geld hebben. Als wij dat nodig vinden, geven we een terugkoppeling aan het portefeuillehoudersoverleg en niet andersom. We kunnen onze eigen agenda bepalen en onze eigen frequentie van overleg.
Vivian wijst op het belang van de ambtelijke werkgroep onderwijs-jeugdhulp die de bestuurlijke regiegroep van het begin af aan ondersteunt. ‘Die staan met hun poten in de klei, hebben ideeën en doen voorstellen. Zelf heb ik gewoon geen tijd om al die stukken te maken. Ik word wel echt blij van wat zij bedenken en ik kan het ook zeggen als ik er anders over denk. Voor de innovatie die we willen, benutten we onze krachten op bestuurlijk niveau door te laten zien aan de werkvloer dat we deze samenwerking belangrijk vinden. En dat we moeten stoppen met mopperen over het feit dat er twee wetten zijn en dat het financieel moeilijk is. We gaan gewoon samen bedenken hoe we het wel kunnen doen.’
Voorwerk
In het proces van de herverdeling van de middelen van JOS participeren de scholen en jeugdhulpaanbieders, maar als bestuurder neemt Vivian wel duidelijk stelling. ‘Ik vind het geen goed idee om voor JOS nieuwe indelingen in zorgzwaarte te maken. Vanuit het onderwijs differentiëren we de ondersteuningsbehoefte al heel erg in laag, midden en hoog. Kinderen krijgen nu al een ander budget als ze specifieke onderwijsbehoeften hebben. Als Elsbeth dan vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid zegt dat we er geen geld bij krijgen, helpt dat ook. We zijn snel geneigd om te roepen dat er meer geld bij moet, maar daar moeten we echt mee stoppen want dat kan niet meer.’ Elsbeth vult aan dat de procesregisseur en de werkgroep onderwijs-jeugdhulp van beleidsmedewerkers voor andere vraagstukken op het snijvlak onderwijs-jeugdhulp ook veel voorwerk doen. ‘Ze reiken ons onderbouwende stukken aan en ruimen onduidelijkheden op.'
Daardoor konden we in de regiegroep bijvoorbeeld vaststellen wat wij bekostigen. Dan blijft er nog steeds een grijs gebied, maar zijn we een deel van de discussie kwijt. De werkgroep zorgt ook voor de basis die professionals in hun dagelijks werk nodig hebben om zo zorgvuldig en duidelijk mogelijk afwegingen te maken. Op onze beurt proberen we als bestuurders bij veel bijeenkomsten met professionals aanwezig te zijn om te laten zien hoe belangrijk we hun werk vinden.’
Bestendiging
Vivian stelt dat de mogelijkheden voor samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs sterk afhangen van de mensen die zich daarvoor inzetten. Ze gelooft niet dat initiatieven als JOS los van personen gezien kunnen worden. ‘Ik denk dat het een illusie is om te denken dat het niets uitmaakt wie er op bepaalde plekken zitten.’
Met het oog op de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 2026 denkt Elsbeth na over de toekomst van het onderwijszorgcontinuüm en JOS. ‘Het is maar afwachten wie op mijn plek komt. Daarom ben ik ben wel aan het nadenken over de borging van JOS in de meerjarenbegroting. Ik kijk dus stiekem toch een beetje hoe ik over mijn eigen graf heen kan regeren. Als de druk op de jeugdhulpbudgetten nog groter wordt, kan ik me voorstellen dat gemeenten toch kritisch naar JOS en onderwijszorgcombinaties gaan kijken. Dus alle afspraken ten spijt hebben we geengaranties voor de toekomst. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat we de goede verhalen over JOS naar buiten blijven brengen. Uiteindelijk gaat het erom dat ouders en kinderen hiermee geholpen worden. Daar zouden wij misschien nog wel wat meer aandacht aan kunnen besteden, bijvoorbeeld door uitwisseling met andere jeugdhulpregio’s en via de VNG-commissie jeugd.’
Een andere beweging
In Holland Rijnland liggen de uitdagingen nu vooral in het realiseren van de rest van het zorgcontinuüm, zoals onderwijszorgarrangementen, onderwijs in zorg en JOS in het reguliere onderwijs. Bij JOS in het reguliere onderwijs zet Elsbeth inmiddels vraagtekens. ‘Ik vind dat nog een puzzel. Is er in het regulier onderwijs voldoende massa om de expertise uit de jeugdhulp toe te voegen en om daarmee als jeugdhulpprofessional onderdeel van een team te kunnen zijn? Hoeveel uren zijn daarvoor nodig, kunnen we ons dat veroorloven en ook in menskracht waarmaken? Omdat gespecialiseerde ogen ook gespecialiseerde vraagstukken zien, vraag ik me ook af of we geen andere beweging kunnen maken. Zoals Bert Wienen zegt zijn we de professionele wereld steeds groter aan het maken. We zeggen dat je een goede moeder bent als je met je vragen naar een professional gaat. Maar misschien moeten we wel iets heel anders doen dan in het regulier onderwijs alles psychologiseren en professionaliseren. Het is een feit dat docenten nu soms met hun handen in het haar zitten, maar ik weet echt niet of jeugdhulp daarop het antwoord is.’