"Faciliteer het gesprek over wat wél kan"
Samenwerking tussen professionals uit verschillende werkvelden is hard nodig, maar gaat niet vanzelf. De gemeente heeft daarom een belangrijke sturende en faciliterende rol, vindt Mette van Duijn, kwartiermaker Veilig In en Om School bij de gemeente Arnhem.
Samenwerking tussen professionals uit verschillende werkvelden is hard nodig, maar gaat niet vanzelf. De gemeente heeft daarom een belangrijke sturende en faciliterende rol, vindt Mette van Duijn, kwartiermaker Veilig In en Om School bij de gemeente Arnhem.
De aanpak van ondermijnende (jeugd)criminaliteit staat hoog op de agenda van de gemeente Arnhem. In verschillende lokale aanpakken werkt de gemeente aan onder meer het voorkomen van (drugs)criminaliteit, het tijdig signaleren van risicogedrag en het organiseren van betere ketensamenwerking. Een van die aanpakken is het VIOS-project: Veilig In en Om School. Mette van Duijn is als kwartiermaker bij dit project betrokken, dat ze twee jaar geleden opzette. De aanleiding ontstond bij scholen zelf, vertelt ze. 'Er kwamen vragen vanuit schooldirecties bij de gemeente. Ze hadden te maken met groepen leerlingen waar ze geen grip op kregen, en wisten niet goed wie hen daarbij kon helpen. Andere directeuren begonnen over alcohol- en drugsgebruik op school, en vroegen ook om hulp bij de gemeente.'
Van Duijn kreeg de opdracht om een aanpak op te zetten die bijdraagt aan een veilig leer- en leefklimaat op school. Haar eerste stap was om een beeld te krijgen van de problematiek op de scholen. 'En vooral: om dat beeld scherper te krijgen door de invalshoeken van verschillende relevante partners daarbij te betrekken. Wat speelt er op school? Wat weten we, en wat weten we nog niet? En wat speelt er überhaupt onder jongeren?'
"Doordat we daarover het gesprek voeren, beginnen er na een tijdje lijntjes te ontstaan die er eerst niet waren."
Rollen en verantwoordelijkheden Op een aantal scholen vormde ze daarom 'kernteams', waarin school, sociaal wijkteam, jongerenwerk, wijkagent en leerplicht bij elkaar kwamen. Elke vier weken bespreken zij trends en ontwikkelingen, en brengen ze signalen en beelden over jongeren bij elkaar. 'En dan komen er opeens allemaal casussen naar boven', vertelt ze. 'Want één en één is drie. Als je alleen een jongere met Balenciaga-schoenen ziet, is er niet zoveel aan de hand. Maar als je Balenciaga-schoenen, een lege ijskast, rode ogen en a-relaxed gedrag bij elkaar optelt, weet je dat er een probleem is.'
Van Duijn faciliteert deze overleggen, en zorgt ervoor dat het gesprek vooral gaat over de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen. 'Wat kan het wijkteam doen? Wanneer bel je als school de politie? Wat kun je vanuit leerplicht organiseren? Doordat we daarover het gesprek voeren, beginnen er na een tijdje lijntjes te ontstaan die er eerst niet waren. De school belt zelf de politie om advies te vragen. Daarvóór dachten ze: als we de politie bellen, komen ze met een paar politieauto's en gaan ze onze leerling misschien wel aanhouden.'
"Scholen krijgen al die problemen binnen, en zijn al heel lang aan het overleven. Want ze werden niet gefaciliteerd om met die problematiek om te gaan. Financieel niet, en ook niet met kennis."
School als volwaardig partner
In Arnhem wordt gewerkt met de 'pedagogische driehoek' van school, straat en thuis. Ze is blij dat ook rondom veiligheidsvraagstukken de school eindelijk als een volwaardige partner wordt gezien. 'Scholen krijgen al die problemen binnen, en zijn al heel lang aan het overleven. Want ze werden niet gefaciliteerd om met die problematiek om te gaan. Financieel niet, en ook niet met kennis. We hebben heel lang gezegd: wat er op school gebeurt, moet de school zelf oplossen.'
Het is dus belangrijk dat scholen ondersteund worden. En dat ze hun kwetsbaarheid kunnen tonen, door open te zijn over de problemen die op school spelen. 'Ik denk dat scholen het probleem van ondermijning niet hebben geadresseerd omdat het anders teveel werd. Als je het niet benoemt, is het er niet en hoef je er ook niets mee.'
Soms gaat het over specifieke informatie en expertise die nodig is binnen de muren van de school. Van Duijn noemt het voorbeeld van een school waar leerlingen handelden in e-sigaretten. 'Een docent zag dat en nam een leerling mee naar een functionaris binnen de school. Maar die had geen idee wat hij moest doen. Is het strafbaar? Moesten ze de politie bellen? Moesten ze de e-sigaretten in beslag nemen? Of de ouders bellen? Op al die vragen hadden ze geen antwoord. Dat creëert voor jongeren een onveilig gevoel.'
"Je moet je ervan bewust zijn dat jij als professional iets te doen hebt, ook als het gaat over de kennis over wat er speelt onder jongeren."
Blijven professionaliseren
Ze benadrukt dat professionals een verantwoordelijkheid hebben om een veilige omgeving voor jongeren te creëren, en die verantwoordelijkheid ook moeten nemen. Dat geldt niet alleen voor de docent, maar ook voor de conciërge, jongerenwerker en wijkagent. 'Je moet je ervan bewust zijn dat jij als professional iets te doen hebt, ook als het gaat over de kennis over wat er speelt onder jongeren. Ik weet dat het tempo waarin de jeugd zich ontwikkelt, met alles wat online gebeurt, veel hoger ligt dan we kunnen bijhouden. Maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om te blijven professionaliseren. Anders laten we kinderen in de steek.'
Volgens haar draait het om drie dingen: bewustwording, bereidheid en handelingsperspectief. 'Is de wiskundeleraar zich ervan bewust dat rode ogen kunnen betekenen dat iemand stoned is? Is hij vervolgens bereid om daar iets mee te doen? Of denkt hij: ik ga gewoon voor de stelling van Pythagoras, laat iemand anders die rode ogen maar oplossen? En als die wiskundeleraar daartoe bereid is, weet hij dan wat hij moet doen? Weet hij bij wie hij moet zijn, en welke consequenties dat heeft voor de leerling?'
"Ketensamenwerking is niet gemakkelijk, zeker niet op het moment dat problemen complex en domeinoverstijgend zijn, met verschillende belangen en doelen."
Sturen op gezamenlijk resultaat
De Arnhemse samenwerking tussen onderwijs, jongerenwerk, politie en andere partners helpt om dat bewustzijn te vergroten, en om handelingsperspectief te bieden. Zoek elkaar dus op, benadrukt Van Duijn. 'Bedenk in welk domein van de pedagogische driehoek jij actief bent, en zoek contact met professionals in de andere domeinen. Komen die niet naar jou? Dan moet jij naar hen toegaan. Dus als een school chagrijnig is over het feit dat de wijkagent nooit langskomt: stap zelf op de fiets en rij naar het politiebureau. Want het is ook jouw verantwoordelijkheid om straat, school en thuis aan elkaar te verbinden.'
Tegelijkertijd begrijpt ze dat professionals vooral druk bezig zijn met hun eigen werk, en niet altijd zelf de samenwerking opzoeken. 'Ketensamenwerking is niet gemakkelijk, zeker niet op het moment dat problemen complex en domeinoverstijgend zijn, met verschillende belangen en doelen.' Ze spreekt daarom ook gemeenten aan op hun verantwoordelijkheid, zoals zij die zelf ook ervaart in Arnhem. Volgens Van Duijn moeten gemeenten een actieve en sturende rol op zich nemen, zonder zich teveel met de inhoud van het werk te bemoeien. 'Als gemeente moet je erop kunnen vertrouwen dat een jeugdzorginstelling verstand heeft van jeugdzorg. En dat de politie verstand heeft van opsporing. Je stuurt dus op de gezamenlijke analyse en strategie, en op een gezamenlijk resultaat.'
De regierol van de gemeente betekent ook het signaleren van de zwakke schakels in de ketensamenwerking. 'Door afspraken te maken over taken en verantwoordelijkheden, zien we ook waar er een gat zit. Waar we geen oplossingen hebben voor ingewikkelde situaties of complexe casussen. Als je dat gesprek niet voert, kom je er ook niet achter dat je iets mist.'
En wat is daar in de praktijk vooral voor nodig? 'Wat ik bij VIOS heb gedaan: faciliteren dat mensen elkaar leren kennen. Professioneel, maar ook als persoon. Faciliteren dat mensen het gesprek voeren over wat wel kan, in plaats van over wat niet kan. En ze aan de hand van kleine successen laten ervaren dat samenwerking veel oplevert.'