"Er is weinig ruimte voor het idee dat jonge mensen nog kunnen veranderen"
Over jeugdcriminaliteit wordt veel gesproken, maar hebben we het altijd over hetzelfde? Onderzoeker Robby Roks pleit voor meer eenduidigheid in taal. En voor een pedagogische blik op jonge mensen die fouten maken.
Over jeugdcriminaliteit wordt veel gesproken, maar hebben we het altijd over hetzelfde? Onderzoeker Robby Roks pleit voor meer eenduidigheid in taal. En voor een pedagogische blik op jonge mensen die fouten maken.
Als hoofddocent criminologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam houdt Robby Roks zich bezig met 'wat er tussen jeugdcriminaliteit en zware misdaad in zit'. Dit varieert van onderzoek naar wapenbezit en -gebruik onder Rotterdamse jongeren tot onderzoek naar daders van liquidaties. 'Mijn interesse ligt tussen jeugd en georganiseerde misdaad. Met bijzondere aandacht voor straatcultuur als verbinding tussen die twee.'
Roks ziet dat er veel aandacht is voor jeugdcriminaliteit, maar dat niet altijd duidelijk is waarover het precies gaat. 'Hebben we het over de jonge aanwas, mensen die al op jonge leeftijd hand- en spandiensten verrichten bij georganiseerde vormen van criminaliteit? Of over de jonge mensen die heel snel doorgroeien in de georganiseerde misdaad en op hun 18e of 19e enorm veel geld verdienen in de drugseconomie?'
Hij ziet hetzelfde bij gesprekken over de verharding van de jeugdcriminaliteit. 'Sommige mensen zeggen: de jeugd wordt steeds gewelddadiger en pleegt steeds zwaardere vormen van criminaliteit. Anderen zeggen: de jongeren die we zien bij zwaardere delicten worden steeds jonger. Dit zijn twee verschillende interpretaties die niet per definitie hetzelfde zijn.'
Hij pleit daarom voor betere afbakening en meer eenduidigheid. Ook over een onderwerp als ondermijning. 'Dat vind ik een lastige term. In de praktijk wordt de term ondermijning veel gebruikt, maar ik zie het in wetenschappelijke publicaties zelden terugkomen. Juist vanwege de verschillende invullingen die eraan gegeven worden. Tegelijkertijd gaat er een enorm mobiliserende werking vanuit. In de afgelopen jaren was er veel geld en aandacht voor ondermijning, en dat is natuurlijk positief voor de praktijk. Maar we dreigen ook de focus te verliezen. Als wetenschapper is het makkelijk praten, maar soms moeten we duidelijker zijn waarover we het hebben. Dat helpt ook voor een aanpak of interventie.'
"Als we een beetje uitzoomen, zien we dat de jeugdcriminaliteit nu op een veel lager niveau zit dan tien of vijftien jaar geleden."
Cijfers en beeldvorming Als het gaat over jeugdcriminaliteit, wordt vaak gesproken over het grote aantal steekincidenten onder jongeren. Robby Roks ziet dit enigszins terug in de cijfers. 'We zien vanaf 2018 een toename van steekincidenten onder jongeren, ook bij jongeren onder de achttien. Die toename stabiliseert zich iets rondom het eerste coronajaar. Dat kan met de lockdown en andere beperkingen van dat jaar te maken hebben. Maar de trend lijkt zich dus niet erg door te zetten.'
'Ook de cijfers over de zware delicten zijn al jaren best stabiel, met een voorzichtige opwaartse beweging. Maar die is nog te klein en kort om te zeggen dat er echt sprake is van een opwaartse trend.' Tegelijkertijd blijkt, als we een beetje uitzoomen, dat de jeugdcriminaliteit nu op een veel lager niveau zit dan tien of vijftien jaar geleden, zegt Roks. 'Ik blijf dat elke keer benoemen bij professionals. Als we kijken naar de cijfers, gaat het eigenlijk met het grootste deel van de jeugd heel erg goed. Een kleiner deel lijkt wel een verharding door te maken. Het is dus vooral de probleemgroep waarmee het slechter lijkt te gaan.'
Zo lopen cijfers over jeugdcriminaliteit en het heersende beeld over jeugdcriminaliteit weleens uiteen. Dit komt volgens Roks mede door de manier waarop er over cijfers wordt gesproken, bijvoorbeeld in de politiek en media. 'In ons onderzoek geeft iets meer dan 80 procent van de Rotterdamse jongeren aan nooit een wapen te hebben gedragen. Maar vervolgens werden er meteen Kamervragen gesteld door een politicus die zei: één op de vijf jongeren in Rotterdam draagt een wapen. Ook in de krant werd het op die manier gecommuniceerd.'
Volgens Roks kan deze beeldvorming serieuze consequenties hebben. Hij wijst op het gevoel van onveiligheid dat jongeren ervaren. 'In Rotterdam zijn er veel jongeren die een wapen dragen omdat ze zich niet veilig voelen. Niet omdat ze zelf iets hebben meegemaakt, maar omdat ze op het nieuws horen dat veel andere jongeren een wapen dragen. Zo zorgen de media er onbewust voor dat jonge mensen zich onveilig gaan voelen.'
"Ik heb het idee dat er in het politieke klimaat weinig ruimte is voor het idee dat jonge mensen ook nog kunnen veranderen. En dat ze gewoon jong zijn. Er is weinig ruimte voor compassie, en veel voor repressie en daadkracht."
Pedagogische blik
Op de vraag welke factoren een rol spelen bij jeugdcriminaliteit en of daarin veranderingen zichtbaar zijn, noemt Roks als eerste de nasleep van corona. 'Die periode heeft zoveel veranderd, waarvan we de komende jaren nog veel meer last gaan hebben. Met name bij de jonge mensen die er niet veel extra problemen bij konden hebben, omdat er al van alles aan de hand was. Persoonlijk, in het gezin of in de wijk. Jonge mensen die in die periode op een of andere manier ondersteuning of hulp hadden moeten hebben. Dat effect zien we nu nog niet direct, maar gaan we nog wel zien.'
Iets verder terugkijkend ziet Roks dat ook politieke keuzes consequenties hebben voor de ontwikkeling van jongeren. 'Er zijn in de afgelopen jaren ontzettend veel positieve en beschermende krachten rondom kwetsbare jongeren wegbezuinigd. Denk aan het jongerenwerk of buurtwerk. Toen ik tien jaar geleden mijn veldwerk deed, was het buurthuis een belangrijke plek voor zeker vijftig jongeren uit de buurt en aangrenzende buurten. Maar na een tijdje was het buurthuis alleen nog op woensdagmiddag open. Omdat er geen geld was voor een jongerenwerker.' Volgens Roks heeft dit niet voor alle jongeren evenveel impact, maar betekent het wel iets voor jongeren die het moeilijk hebben. 'Ook gezien de problemen die er zijn rondom de decentralisatie en de enorme wachtlijsten. Jonge mensen krijgen niet altijd de hulp op de momenten waarop ze die hard nodig hebben. Een deel van de verharding van de groep jongeren die al problemen had, kan je daaruit verklaren.'
Daarnaast ziet Roks dat steeds meer nadruk komt te liggen op repressie. 'Ik heb het idee dat er in het politieke klimaat weinig ruimte is voor het idee dat jonge mensen ook nog kunnen veranderen. En dat ze gewoon jong zijn. Er is weinig ruimte voor compassie, en veel voor repressie en daadkracht.' Uit onderzoek blijkt dat veel jongeren die op jonge leeftijd in aanraking komen met justitie niet doorgroeien in de criminaliteit, benadrukt Roks. 'Dat is belangrijk om ons te realiseren. Jonge mensen maken fouten, en moeten zeker begrensd worden. Maar ook de manier waarop wij als samenleving reageren is bepalend voor het verloop van hun leven. Iets meer een pedagogische blik, en de ruimte zien voor verbetering als het gaat om jonge mensen, zou heel nuttig zijn.'
"Ik vraag me soms af of mensen die zich bezighouden met beleid goed zicht hebben op de belevingswereld en leefwereld van de jonge mensen over wie ze het hebben."
Zicht op de belevingswereld van jongeren
Een voorbeeld van zo'n repressieve aanpak ziet Roks in Rotterdam, waar ouders van jongeren die voor de tweede keer betrapt worden op het dragen van een wapen een forse boete kunnen krijgen. 'Ik vind dat niet goed doordacht. Ze gaan ervan uit dat die opvoeders weten dat hun kind een mes bij zich draagt. En dat die op geen enkele manier al hebben geprobeerd om ervoor te zorgen dat hun kind dat wapen wegdoet. Maar zeker in de fase van adolescentie weten ouders niet alles. En ouders hebben maar beperkt controle over het gedrag van hun kinderen. Dat hoort ook bij het jong zijn.' Roks maakt een onderscheid tussen drie typen ouders: de onmachtige, onwetende en onwillende ouder. Voor onwillende ouders kan repressie het antwoord zijn. Maar bij onwetende of onmachtige ouders kan zo'n aanpak juist averechts werken, denkt hij. 'Er zijn gezinnen waar al veel aan de hand is, soms ook financiële zorgen. Besef dat je voor zo'n gezin de problemen alleen maar groter maakt.'
'Voor mij is dit een voorbeeld van iets dat echt vanuit beleid komt', voegt Roks toe. 'Ik kan me niet voorstellen dat mensen die in de praktijk met ouders en jongeren werken zoiets zouden voorstellen.' Hij ziet dat beleid en uitvoering soms te ver van elkaar af staan. 'Ik heb het niet systematisch onderzocht, maar ik denk dat naarmate de afstand tot jonge mensen groter is, het inlevingsvermogen en de compassie minder worden.
Ik vraag me soms af of mensen die zich bezighouden met beleid goed zicht hebben op de belevingswereld en leefwereld van de jonge mensen over wie ze het hebben. Daardoor hebben ze niet altijd een goed idee van wat er nodig is. Terwijl bijvoorbeeld jongerenwerkers of anderen die veel contact hebben met jongeren daar veel beter zicht op hebben.'
Roks pleit er daarom voor dat er beter geluisterd wordt naar de ervaringen vanuit de praktijk, van mensen die direct met jongeren werken. Ook moet er volgens hem meer aandacht zijn voor de belevingswereld van jongeren, om te voorkomen dat beleid of een aanpak volledig de plank misslaat. Hij geeft het voorbeeld van de campagne 'Drop je knife en doe wat met je life', die messenbezit onder jongeren moest tegengaan. 'Dat vind ik een voorbeeld van iets wat door beleidsmakers en adviseurs aan de tekentafel is bedacht. Het gaat zo voorbij aan de belevingswereld van jongeren. Waarom zoek je in zo'n geval niet de samenwerking met jongerenwerkers, als kritische tegendenkers? Of met jongeren?' Bij andere campagnes gebeurt dat wel, ziet hij. 'In Dordrecht hebben ze een mooie lokale campagne gemaakt om wapenbezit onder jongeren te ontmoedigen. Samen met jongeren. Volgens mij is de impact dan veel groter.'
"Neem dat onderbuikgevoel serieus. En zorg ervoor dat dit niet alleen jouw onderbuikgevoel blijft."
Onderbuikgevoel
Jongerenwerkers, docenten en andere professionals die direct met jongeren werken kunnen soms vroegtijdig zien dat het met een jongere niet goed gaat. Of dat een jongere betrokken dreigt te raken bij criminele activiteiten. Maar waar kan je als professional op letten? Wat zijn mogelijke signalen? En wat moet je ermee doen? Robby Roks legt uit dat er veel verschillende signalen zijn. 'Soms zijn het veranderingen in gedrag. Bijvoorbeeld een jongere die zich meer teruggetrokken gedraagt, of minder aanwezig is. Of een jongere die ineens veel meer het mannetje of vrouwtje lijkt te zijn. En kleding kan een signaal zijn, of luxegoederen die een jongere daarvoor niet had en die misschien niet goed passen bij wat jij weet over de gezinssituatie.'
Professionals voelen dit vaak snel aan, merkt Roks. 'Dat vind ik het mooie, maar ook het treurige. Als er iets gebeurt met een jongere en we gaan dat reconstrueren, zeggen mensen allemaal: we voelden al dat er iets niet helemaal pluis was. Dus het belangrijkste is: neem dat onderbuikgevoel serieus. En zorg ervoor dat dit niet alleen jouw onderbuikgevoel blijft. Daarvoor is een veilige omgeving nodig waarin professionals hun gevoel met collega's kunnen delen en bespreken.'
Roks ziet dat professionals soms onzeker zijn, omdat jongeren te maken krijgen met fenomenen die zij zelf niet goed kennen. Bijvoorbeeld cybercriminele activiteiten, of drillvideo's. Het is goed dat daarvoor scholing, training en voorlichting beschikbaar is. Maar dat is niet de hele oplossing, benadrukt hij. 'Vaak zijn mensen op zoek naar concrete handvatten: gesprekstechnieken, lijstjes met signalen of zelfs protocollen. Ik snap dat, ook omdat dit heel nieuwe problemen lijken. Maar uiteindelijk zijn de uitdagingen van nu niet heel anders dan die van vroeger. Toen had je ook rivaliserende groepen jongeren. Vertrouw dus op je professionaliteit. En volg je onderwijshart of pedagogische hart daarin. Ik denk dat je je bij jonge mensen liever een keer teveel zorgen maakt en die zorgen deelt met collega's, dan dat je met die zorgen hebt gezeten en achteraf moet zeggen: ik dacht altijd al dat er iets aan de hand was.'